
Wilhelm Remigius Ceulen (1806-1868)
Ceulen’s vader was violist in verschillende orkesten in Amsterdam en leerde zijn beide zonen het muziekvak. De jongste zoon, de cellist Jean Baptist Ceulen stierf relatief jong in 1841. De oudste zoon Willem kreeg ook lessen van Löffler en zou al op zijn 14e als cellist toetreden tot het orkest van de Fransche Schouwburg in Amsterdam. Daar zou hij negen jaar blijven en tegelijkertijd les gaan geven op piano en viool, het laatste zou zijn voornaamste instrument gaan worden.
In 1829 werd Ceulen aangesteld als stadsmuziekmeester te Middelburg. Op een muziekschool die hij zelf had opgezet en directeur van was gaf hij zanglessen; hier zou hij een grote naam maken en vanaf 1848 ontving hij jaarlijks een subsidie van de Maatschappij ter Bevording der Toonkunst.
Naast dit drukke werken dirigeerde Ceulen verschillende orkesten en koren. Hij zou diverse muziekfeesten in Middelbrug gaan leiden, festivals die grote naamsbekendheid kregen. En ondanks dat hij maar met zachte stem het orkest instructies gaf wist hij het geheel tot grote hoogten te brengen. Ook was Ceulen concertmeester van het muziek-collegium ‘Uit Kunstliefde’.
Daarnaast was Ceulen bezig als pianostemmer; er moest wel brood op de plank komen voor hem, zijn vrouw en zijn 10 kinderen.
Wellicht heeft Ceulen’s bescheiden aard er toe bijgedragen dat maar weinig van zijn werk bekend werd. De Rossini-achtige ouverture in F, geschreven voor de opening van een nieuwe concertzaal in Middelburg, werd meerdere keren gespeeld en ontving een prijs van de Maatschappij ter Bevordering der Toonkunst.
Daarnaast zijn er een strijktrio, 3 transcripties voor viool en piano van werken van Mozart, Spohr en Mendelssohn, een cantate ‘O salutatis hostia’ en een fantasie ‘in de vorm van een concertino’voor viool en orkest. Verder nog ‘Le reveil du Lion Batave’, air favorit voor klarinet en piano en thême varié voor fluit en piano.
Helaas is er maar weinig bewaard gebleven.
Op Youtube zijn de volgende werken te horen:
Overture (in F), voor orkest