
Philip Loots (1865-1916)
Loots is helaas een van de vele vergeten namen binnen de Nederlandse muziekgeschiedenis.
Hij was geen vooruitstrevend mens. In een recensie uit 1865 werd verteld dat hij geen wereldbestormer, geen revolutionair, geen uitbundig temperament en geen streber was. Maar wel een beminnelijk en bescheiden persoon en begaafd kunstenaar, rustig en vol wijze humor en met grote kennis van zijn vak. Na zijn overlijden werd Loots geprezen om zijn oprechte godsdienstigheid en zijn plichtsbetrachting; hij was “een goede man, een vereerde vriend en een minnend echtgenoot en zorgzame vader.”
Een handgeschreven inventaris vermeld meer dan 500 composities, waarvan het merendeel liederen en koorwerken zijn. In een herdenking van Arti et Religioni werd zijn muziek “nooit gewrongen, gezocht of overladen” genoemd. “Al wat hij schiep borrelde vrij en gemakkelijk ijt zijn rijke en kunstzinnige ziel; technisch onderlegd en spelenderwijs de klassieke vormen beheersend, stelt Loots het standpunt dat deze vormen wel als middel, maar nooit het doel mogen zijn. Hij geloofde daarbij in zijn vrije fantasie zonder alleen maar te zoeken naar nieuwigheden. Eenvoud was bij hem het kenmerk van de opvallende bekoring en bezieling die uit al zijn werken speelt.”
Maar hij liet zich wel degelijk inspireren door de destijds ‘modernen’ en was een groot bewonderaar van César Franck, Mahler en Richard Strauss.
Loots kreeg muzieklessen van de Amsterdammer Jos. A. Verheijen en speelde op zijn 15e orgel in het Paleis van Volksvlijt te Amsterdam (wat door Daniël de Lange zeer goed ontvangen werd). In Den Haag studeerde Loots aan de Koninklijke Muziek- en Zangschool piano en compositie bij W.F.G. Nicolaï. Deze vertelde dat Loots “aan een innerlijk leven de voorkeur geeft boven dat in de wereld met veel mensen.”
Vanaf 1878 werkte Loots als organist en dirigeerde hij het Amstels Mannenkoor. In 1882 werd hij organist in de St. Anthoniuskerk te Haarlem, schreef muziekkritieken voor het Haarlem’s Dagblad (zonder ooit afkeurend te zijn; Loots geloofde in opbeurende woorden), en dirigeerde in Amsterdam het koor van de Mozes en Aäronkerk, en de koren Apollo, en Arti et Religioni. In Haarlem dirigeerde Loots de liedertafel “Zang en Vriendschap” Zijn analysecursus werd zeer op prijs gesteld, en aan de muziekschool van Haarlem leidde hij vele bekende musici op. Hij werd door zijn leerlingen op handen gedragen. Maar in een brief uit 1893 aan zijn toekomstige vrouw Corry beschrijft Loots zijn houding tegenover lesgeven: “lesgeven is mij een gruwel, (…) voor alles wat meer praktijk dan theorie is, is ieder ander beter geschikt dan ik.”
Als componist schreef Loots veel vocale muziek die alom geprezen werd; zo had Alphons Diepenbrock de grootste bewondering. In 1916 componeerde Loots de muziek voor het Sint-Servaas-spel wat te Maastricht werd uitgevoerd. De uitvoering van de Magdalena-mis in 1903 zou bijna tegen zijn gehouden door de kerkelijke autoriteit, maar een klinkende recensie van Diepenbrock zorgde voor een fraaie uitvoering.
Naast die grote hoeveelheid liederen en koorwerken schreef Loots missen en cantates; De zogeheten Bisschopscantate kreeg landelijke bekendheid. Ook schreef hij werken voor fluit, voor cello, voor viool, voor piano en voor strijkkwartet.
Opvallend binnen dit oeuvre zijn de beide symfonieën voor orkest. Deze twee jeugdwerken tonen de geest van Beethoven, en invloeden van Mendelssohn en Brahms zijn duidelijk aanwezig. Ze tonen het bewijs van een grondige kennis van contrapunt en een kleurrijke instrumentatie
De eerste symfonie kreeg dertig jaar na het componeren in 1914 een eerste uitvoering in het Concertgebouw te Amsterdam onder leiding van Cornelis Dopper. Ritmisch rammelde de uitvoering nogal; blijkbaar was er maar weinig tijd in het repeteren gestoken. Het werk bleek echter zeer boeiend door de vele ritmische vondsten en de kleurrijke harmonieën. De finale was “statig en indrukwekkend” en men hoopte op een herhaling van het concert. Dat zou in 1916 zijn, helaas na het overlijden van Loots.
De tweede symfonie werd eind 1915 ten gehore gebracht door de Haarlemsche Orkestvereniging. “Schoon van geringeren omvang, vol poëzie, vol tederheid, maar ook tintelend van kleurenpracht, stralend in klankschoonheid.” Maar ook dit werk verdween daarna van het programma.
In een recensie uit 1916 worden hun romantische aard en humorvolle fantasie geroemd. De eerste symfonie is “heel muzikaal en formalistisch”, de tweede “niet minder correct, maar veel artistieker en met een buitengewoon serieus karakter (…) Het is ook een kunstwerk van klankcompositie; we zijn voortdurend geboeid door de stemmingen.”

In 1966 was er een herdenking van Loots’ 50e sterfdag waarbij de Magdalena-mis nogmaals werd uitgevoerd. Helaas had de aandacht voor deze muziek geen gevolg en werd zijn naam weer snel vergeten.
Wat hierbij genoemd moet worden is dat veel van zijn composities in handschrift gebleven zijn, en vaak slechts toegankelijk zijn voor de serieuze onderzoeker. Een nieuwe uitgave van zijn beide symfonieën en op een later tijdstip zijn kamermuziekwerken zal hier hopelijk verandering in brengen. .
Op Youtube is een demo van de volgende werken te vinden:
Symfonie nº 1 voor orkest
Symfonie nº 2 (in drie delen) voor orkest