
Johannes Worp (1821-1891)
De vader van Worp was schilder, maar wist genoeg om de talentvolle jongeman de eerste lessen te kunnen geven. Later kreeg Worp les in Amsterdam. Hierna ging hij lesgeven in Edam en daarna in Almelo.
Om zich muzikaal verder te ontwikkelen ging Worp verder met zijn studie en vertrok naar Leipzig waar hij studeerde bij Hauptmann en E.F. Richter. Om zijn studie te voltooien ging Worp naar Leipzig om orgel te leren bij Johann Schneider.
Hierna keerde Worp terug naar Nederland en vestigde zich aanvankelijk weer in Almelo, daarna ging hij naar Groningen om te spelen in de Martinikerk en de A-kerk, en om muziekles te gaan geven aan de Rijkskweekschool voor onderwijzers. Ook werd hij dirigent van een aantal koren en zanggezelschappen.
Omdat hij het orgelspel destijds onder de maat vond publiceerde Worp een aantal originele nieuwe werken van zichzelf en anderen waarmee hij de praktijk wilde verbeteren. Het meest bekend werd Worp door zijn bewerking uit 1864 en 1866 van alle Psalmen en Gezangen ter gebruik in de kerkdienst. Nog steeds worden ze gebruikt. Daarnaast schreef Worp zangboeken en liederen waarvan een aantal in de bundel ‘Kun je nog zingen, zing dan mee’ werden opgenomen.
De orgelsonate in F klein verdiende een prijs van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst. Dit werd later uitgegeven onder de naam Fantasia nº 1. Daarnaast zijn er nog enkele pianowerken, koorwerken, een Latijnse mis, een enkele kamermuziekwerk en een opvallende ouverture voor klein orkest.
Van de muzikale ontwikkelingen in het buitenland hield hij zich verre. Worp had een hekel aan Wagner en kon niets met die pralerige klanken. Meer hield hij zich bezig met fuga’s en contrapuntische oefeningen.
Op Youtube zijn de volgende werken te beluisteren:
Album-blad, voor piano
Nocturne, voor cello en piano
Ouverture, voor orkest
Ouverture, voor koperkwartet en orgel