
Johannes Meinardus Coenen (1824-1899)
Nog heel jong kreeg de talentvolle Coenen al les in muziektheorie van Johann Lübeck, directeur van de muziekschool in Den Haag. Eenmaal met de studie begonnen speelde Coenen fagot, het instrument waarmee hij na zijn studie in 1840 kon toetreden tot de Hofkapel. Een jaar later trad hij op als solist bij verschillende ensembles.
Vanaf 1852 werd Coenen dirigent in Amsterdam, eerst bij het Grand Theatre, later bij Stadsschouwburg. Hier bewees hij ook zijn vaardigheid als componist en arrangeur. Daarnaast bleef hij optreden als solo-fagottist en dirigeerde de Schutterij. Na de dood van Johannes van Bree nam Coenen de leiding over van het orkest van Felix Meritis.
Zijn componeer-drang was ongekend. Tot aan 1865 schreef Coenen vele ouvertures en ongeveer 50 balletten.
Vanaf 1865 werd Coenen de stuwende kracht achter het Paleis-orkest, een van de eerste professionele orkesten van Nederland.
En hij bleef met dezelfde vaart muziek produceren. Symfonieën, concerten, cantates, pianomuziek, en de opera Bertha. En meer dan 125 balletten.
Maar de tijd haalde Coenen in. In 1895 werd het Paleisorkest wegbezuinigd en ging Coenen met pensioen. In 1897 werd nog een ouverture van hem gespeeld, en toen werd het stil.
Coenen’s muziek werd door sommigen weggezet als eenvoudig en onbetekenend. Weinig roem voor een van de belangrijkste namen uit de Nederlandse muziek.
Op Youtube kunnen de volgende werken beluisterd worden:
Ali Baba, ouverture voor orkest
Mars uit het ballet “De Gelaarsde Kat” voor blaasorkest