Johan Wensink

Johan Wilhelm Wensink (1851-1922)

Wensink begon op 7-jarige leeftijd met de eerste muzieklessen in piano, viool en zanglessen. Daarnaast studeerde hij harmonie en compositie bij Bargiel en Wirth. Toen hij 11 was speelde hij al viool in de Zutphense Orkestvereeniging. 

Na het voltooien van zijn studie werd Wensink in 1866 organist in Almen en Vorden. Rusteloos als hij was, werkte hij daarna achtereenvolgens in Zwolle, Gouda en Franeker, waarna hij na onenigheid vertrok naar Batavia. Wegens ziekte keerde Wensink in 1882 terug en werd opvolger van Cornelis Brandts Buys te Deventer. Daar zou hij leiding geven aan zowel het plaatselijke orkest als aan verscheidene koren. Daarnaast dirigeerde Wensink in Meppel en Doesburg.

Wensink schreef een klein aantal werken waaronder de opera’s Piet Hein, Assepoester, De Prins van Sind, Wanda en De Schone Slaapster. Ook componeerde hij cantates, koorwerken, liederen, twee fantasieën voor klarinet en voor trombone en enkele kamermuziekwerken.

Zijn bijna Italiaanse stijl toont duidelijk de invloed van de tijd dat Wensink in Napels als violist speelde bij de opera.

Op Youtube is een demo van het volgende werk te beluisteren:

Ouverture van de opera “Wanda” voor orkest