
Johannes Wagenaar (1862-1941)
Wagenaar’s vader was een van de notabelen van Utrecht en was nooit getrouwd met zijn vriendin. Financieel zorgde hij wel voor zijn zoon.
Wagenaar studeerde piano bij Willem Petri, orgel bij Richard Hol en Samuel de Lange, en viool bij Gerrit Veerman. Compositie kreeg hij van Richard Hol en later bij Herzogenberg in Berlijn. Na de studie werd Wagenaar pianoleraar, speelde altviool in het Utrechts Orkest, en speelde orgel in de Dom.
Vanaf 1904 werd Wagenaar directeur van de muziekschool in Utrecht en dirigent van verschillende koren. Voor de ‘Muzikale Kring’ in Utrecht schreef hij diverse composities. Humor was kenmerkend, en het gaf hem een goede naam in de rest van het land.
In 1919 werd Wagenaar directeur van het Conservatorium in Den Haag, waar hij ook het Toonkunstkoor zou gaan leiden.
Wagenaar stond aan het begin van het genootschap Nederlandse Componisten, en van auteursrechtengezelschap Buma. En altijd bleef hij componeren en lesgeven. Tot zijn leerlingen behoorden Peter van Anrooy, Alexander Voormolen, leon Orthel en Emile Enthoven.
Veel werken van Wagenaar zijn programmatisch van aard. Hij schreef diverse symphonische gedichten en kan goed vergeleken worden met de werken van Richard Strauss, zijn fabelachtige instrumentatietechniek doet zeker niet onder voor Ravel en debussy.
Op Youtube zijn de volgende werken te beluisteren:
Koorfantasie, voor koperblazers en orgel
Larghetto, vor hobo en klein orkest