
Hermina Maria Amersfoordt-Dijk (1821-1892)
Amersfoordt-Dijk’s vader was directeur van de muziekafdeling van Felix Meritis te Amsterdam. Het is dan ook niet verwonderlijk dat, getalenteerd als ze was, zij regelmatig op zou treden als pianist. Van 1830 tot 1839 kon men haar vaak horen spelen, en ze trad ook op voor leden van het koningshuis. Daar speelde ze naast allerlei bekende virtuoze werken ook eigen composities, en trad ze op met Charles Lafont en Johannes van Bree.
Na deze periode was Amersfoordt-Dijk genoodzaakt de zorg voor haar moeder op zich te nemen waardoor haar muzikale carrière tot stilstand werd gebracht. Ze trad nog maar een enkele keer op, nam lessen bij Jan Bertelman en richtte zich meer op het schrijven van muziek. Zo schreef ze naar aanleiding van haar huwelijk met Jacob Amersfoordt de cantate Floris V. Twee concertouvertures zouden volgen die beide in Felix Meritis zouden worden uitgevoerd.
In 1855 verhuisde Amersfoordt-Dijk naar de Haarlemmermeerpolder. Daar zorgde ze voor boerenfamilies en had een naaiclub. Daarnaast was ze werkzaam in een ziekenhuis. Voor welgstelde gasten van de landbouwonderneming van haar man (waaronder de keizer van Mexico, de prins van Frankrijk en koningin Sophie) schreef Amersfoordt-Dijk nieuwe pianowerken, en een cantate werd gecomponeerd om de bouw van een kerk te bekostigen.
Amersfoordt-Dijk bleef bijzonder productief. Samen met haar man schreef ze toneelmuziek, en verder nog een vioolconcert en een oratorium. Maar helaas was ze op latere leeftijd al grotendeels vergeten. Tegenwoordig zijn maar enkele werken bewaard gebleven.
Op Youtube is het volgende werk te beluisteren:
Concertouverture in d klein voor orkest