
Gerard von Brucken Fock (1859-1935) kwam uit een rijke familie en hoefde nooit te werken. Zijn middelbare school maakte hij nooit af omdat hij de voorkeur gaf aan muziek en tekenen.
Compositielessen volgden bij Richard Hol, en pianolessen bij Theo van der Wurff. Vervolgens ging Brucken Fock naar Berlijn om bij Friedrich Kiel, Woldemar Bargiel en Ernst Rudorff te studeren. Tijdens zijn studie speelde hij altviool in verscheidene ensembles, en na het behalen van zijn diploma maakte hij diverse concertreizen in Duitsland en Frankrijk voordat hij zich in 1889 weer in Nederland zou vestigen.
Van 1892 tot 1895 reisde hij nog samen met het Leger des Heils in Frankrijk en Zwitserland.
De reislust zou hem nooit benomen worden, maar hij vond altijd tijd om te werken aan zijn muzikale oeuvre.
Brucken Fock schreef meer dan 300 composities: pianomuziek, kamermuziek, liederen, koorwerken en cantates. Tot zijn orkestrale werken behoren suites, ouvertures, een pianoconcert en drie symfonieën. De tweede symfonie werd in 1911 en 1912 door het Concertgebouworkest te Amsterdam uitgevoerd.
Van 1888 tot 1933 bleef hij werken aan zijn Requiem. Het zou zijn meesterwerk worden; nadat Brucken Fock het voltooid had zou het op zijn begrafenis gespeeld worden.
Muziek was echter niet zijn enige passie. Brucken Fock heeft een aantal opmerkelijke schilderijen nagelaten. Een gedeelte van zijn werken is te zien in het Frans Hals Museum te Haarlem.


Op Youtube staan demo’s van de volgende werken:
Gebed (arr.) voor viool en strijkorkest