
David Koning (1820-1876)
Ondanks dat Koning door zijn Rotterdamse familie was bestemd voor de handel kreeg Koning zijn eerste muzieklessen van zijn vader. Op advies van Wouter Hutschenruyter ging hij bij Aloys Schmitt in Frankfurt studeren. Doordat hij een groot talent toonde adviseerde Schmitt Koning beroepsmusicus te worden. Hier componeerde hij drie concertouvertures.
Tijdens zijn studie leerde Koning ook Moscheles en Mendelssohn kennen. Koning ondernam ook concertreizen naar Londen, Wenen en Parijs.
Na het afronden van de studie keerde Koning aanvankelijk terug naar Rotterdam, maar werd later pianoleraar in Amsterdam en dirigent van het koor van Felix Meritis. Als theoreticus ging hij schrijven voor het muziektijdschrift Caecilia, en werd eerst secretaris en vervolgens directeur van de Maatschappij Caecilia.
Koning componeerde pianomuziek, een strijkkwartet en een vioolsonate, een symfonie en ouvertures (waarvan de ouverture in B mineur op. 7 bekroond en uitgegeven werd door de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst), koormuziek en liederen, en een opera ‘het Visschersmeisje’. Het Domine Salvum schreef Koning speciaal voor koning WIllem II.
Ook schreef hij een boek over muziektheorie, waarvan alleen het eerste deel zou verschijnen. Een opvallend werk van Koning is zijn bewerking van muziek van Haydn en Beethoven voor het gedicht Nova Zembla.
Op Youtube is het volgende werk te beluisteren: