
Clara Wildschut (1906-1950)
Clara Wildschut, geboren op 11 juni 1906 in Deventer, werd beschouwd als een wonderkind, haar eerste werken voor piano werden als zeer charmant en geestig beschouwd. Op 15-jarige leeftijd begon zij haar studie aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag bij Johan Wagenaar, piano bij Everhard van Beynum en viool bij André Spoor, F. Broer van Dijk en Herman van den Vegt. Ook heeft zij korte tijd pianoles gehad bij Alexander Voormolen.
Een studiebeurs van de overheid maakte het in 1930 mogelijk een jaar lang in Wenen compositie te studeren bij Joseph Marx, die haar de liedstijl van Hugo Wolf leerde.
Na haar studie keerde zij in 1937 terug naar Amsterdam om les te geven en te componeren. Haar werk zou veel van de Weense warme geest bevatten die Wildschut soms in Nederland miste.
In een recensie uit 1932 naar aanleiding van het verschijnen van de twee bundels “Uit de Poppenwereld” en “Drie voordrachtstukken” wordt haar werk zeer treffend beschreven. “Heel tekenend voor de tegenwoordige, veelbelovende jeugd: ook in dit werk niets geen sentimentaliteit, geen weekheid, geen romantiek en geen erotiek. Wel veel sentiment, soms heel fijn en vooral niet-excessief genoteerd, maar geen zoetheid of grotemenserige pose van diepte. Daarentegen buitengewoon veel humor, soms met iets van schrijning en sarcasme.”
Na een lange periode zonder inspiratie schreef ze tijdens de Tweede Wereldoorlog veel liedjes. Wildschut weigerde echter deze liederen onder de Duitse bezetting te laten uitvoeren. Er waren slechts een aantal privé concerten.
Wildschut stierf relatief jong en liet een opmerkelijke hoeveelheid composities na. Het merendeel hiervan zijn liederen, zoals de 7 Lieder op tekst van Theodor Storm, en kinderliedjes op tekst van Bertus Aafjes. Haar Franse liederen bevatten een heel subtiele en vaak melancholieke sfeer. En sommige van haar religieuze liederen tonen het diepere innerlijke en eerlijke gevoel van Wildschut.
Daarnaast zijn er een aantal koorwerken en de Cantata Piccola voor sopraan, bas, vrouwenkoor en orkest. Dit laatste werk kreeg een zeer positieve reactie van Albert de Klerk, maar werd nooit uitgevoerd.
Indrukwekkend is de kamermuziek van Wildschut: sonates en sonatines voor hobo en andere instrumenten, 3 strijkkwartetten, een blaaskwintet en zelfs een kwartet voor 4 trombones. Veel pianomuziek en orkestwerken wachten nog steeds op uitvoering.
Wildschut was pas 16 toen ze haar pianocyclus schreef “uit de poppenwereld”; deze kreeg een zeer kleurrijke instrumentatie voor kamerorkest die gewoon smeekt om eens gespeeld te worden.

In de Amsterdamse muziekscene was Henriette Bosmans erg belangrijk geworden, waardoor Wildschut nooit de aandacht zou krijgen die ze verdiende. Haar muziek was romantisch, wat niet de smaak van het moment was. In een brief dd 17 maart 1949 van muziekuitgeverij Broekmans & van Poppel werden 9 verschillende manuscripten afgewezen, niet vanwege de muziek zelf, maar “vanwege de kosten van papier en drukwerk”. Bij Bosmans zou dat nooit gebeurd zijn.
Op 27 augustus 1950 stierf Clara Wildschut na een lange slopende ziekte. Haar muziek liet nog steeds weinig indruk achter en werd al snel vergeten, hoewel haar vriendin Elizabeth Menalda verschillende keren probeerde Wildschut’s composities gepubliceerd te krijgen.
Op Youtube staan demo’s van de volgende werken:
Concertino voor hobo en orkest
Entrata Capricciosa voor orkest
Fuga en Romance voor strijkorkest
Introductie en fuga voor 4 hoorns (bewerking van een eerdere versie voor 4 trombones)
Kleine Suite voor orkest
2 Movements voor strijkorkest (andere versie van Fuga en Romance)
Poème voor cello en piano
Serenade voor blazers:
deel 1
deel 2
Sonate voor viool en piano
Sonatine voor viool en piano
Strijkkwartet nº 1