Bernard Koch

Bernard Baruch Elias Koch-Cohen (1791-1858)

Koch was zoon van de juwelier Elias Koch. Hij kreeg lessen in piano en theorie van Jan Bertelman en J. Stassens, viool van Gerson Binger en compositie van Guillaume Navoigille. Na het overlijden van zijn ouders vestigde hij zich in Den Haag waar hij vanaf 1806 in de hofkapel van koning Lodewijk Napoleon zou spelen.
Vanaf 1814 werd Koch zangleraar aan de zangschool te Utrecht. In 1820 ging Koch in Amsterdam lesgeven, en werd concertmeester van de orkesten van de Italiaanse en de Duitse Opera.
In 1821 richtte Koch samen met Bernard Fallée het genootschap ’t Volmaakt Akkoord op, een soort voorloper van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst.

In 1827 ondernam Koch enkele concertreizen naar Brussel en Parijs, en teruggekeerd in Amsterdam zou hij met een orkest de bekende zangeres Henriëtte Sonntag begeleiden.
Koch werd alom geprezen en hij kreeg dan ook verscheidene onderscheidingen, een medaille voor een fantasie en variaties, en een prijs voor zijn cantate ‘Moederliefde’.

Van zijn hand verschenen onder meer de opera’s ‘Moeder de Gans’ en ‘Pompernickel’, verder de historische scene ‘Jane Gray’, de genoemde cantate ‘Moederliefde’, en ‘de Verlatene’, Psalm 8 en ‘Benjamin’. Daarnaast schreef koch een Elégie voor de gestorven Mendelssohn. Populair was een lied over Van Speijk, en schreef hij naast andere liederen diverse operavariaties, een strijkkwartet en andere kamermuziek, en enkele kleine orkestwerken.
Een opvallende uitgave is een handleiding voor violisten.

Aron Berlijn was een van de belangrijkste leerlingen van Koch en organiseerde na diens overlijden een concert met zijn muziek. Het was de bedoeling dat de opbrengst zou worden gebruikt voor het opzetten van een zangschool die Koch’s naam zou dragen.

Op Youtube is het volgende werk te beluisteren:

Strijkkwartet op. 8